schriftelijke reactie op concept-Woonvisie, 17-2-2006
Doorstroming
U zet bij vraag en aanbod de eigen wijk centraal. Het in standhouden van sociale structuren kan een wijk versterken. Er zijn verschillende manieren om deze sociale structuren in stand te houden. Oud kunnen worden in eigen wijk wordt in deze visie nadrukkelijk gekoppeld aan voldoende gedifferentieerde woningen en het bevorderen van doorstroming door toevoeging van woonruimte passend bij de vraag in eigen wijk. Deze visie kan leiden tot een ongelimiteerd bouwprogramma. Veel jongeren of ouderen in een wijk kan met dit beleid als uitgangspunt leiden tot een heel eenzijdig woningprogramma. Hierdoor kan de samenstelling van een wijk volkomen uit balans raken. Het maken van wooncarrière in eigen wijk mag geen doel op zich worden. Bijbouwen, zo geformuleerd, als uitgangspunt nemen zien wij niet als basis van binnenstedelijke vernieuwing. Wij vinden dat herpositionering van zwakke plekken in een wijk uitgangspunt en pijler moet zijn van Binnenstedelijke vernieuwing, en vinden dit ook meer in lijn met het motto van een ongedeelde stad. Bijbouwen moet aanvullend zijn en geen doel op zich.
Scheefwonen
Het negatief neerzetten van mensen die in een woning met een relatief lage huur t.o.v. het inkomen wonen (zgn. scheefwonen) zou ook moeten gelden als het om koopwoningen gaat. Mensen in een koopwoning krijgen in de 30 jaar, dat zij belasting voordeel krijgen, misschien wel een veelvoud van het bedrag dat de overheid bij huurwoningen via subsidie heeft verstrekt..Maatschappelijk gezien moeten vanuit deze optiek beide situaties als scheef worden betiteld , want of het verstrekte overheidsgeld nu subsidie wordt genoemd of belastingvoordeel, het komt uit dezelfde nationale pot. Vanuit deze insteek beleid ontwikkelen om huurders naar elders te laten doorstromen is daarom heel oneigenlijk, als niet ook kopers op een zelfde manier behandeld worden. Deze verschillen in de manier van benaderen is pas echt scheef.
En hoe scheef is dit scheef eigenlijk. Is deze vorm van wonen eigenlijk wel zo scheef. Een belangrijk punt in Binnenstedelijke vernieuwing is het streven naar een meer gemengde bevolkingssamenstelling, mensen uit alle lagen van de maatschappij. Deze zogenaamde scheefwoners beantwoorden precies aan het na te streven doel. Mensen die maatschappelijk carrière maken en toch hun woning en wijk zo waarderen dat zij er willen blijven wonen, is toch precies dat wordt nagestreefd? Te veel doorstroom is slecht voor de samenhang in een wijk. Zonder extra ingreep vindt hier een natuurlijk proces van mix op complex- of buurtniveau plaats en blijven sociale structuren intact. Scheefwonen is de meest goedkope bijdrage aan het in stand houden of vergroten van de woonkwaliteit. Deze positieve benadering zagen wij ook graag opgenomen in de Woonvisie.
Woningbehoefte
- Opmerkelijk zijn de cijfers over de kwantiteit. Er wordt zelfs al gesproken over een kwantitatief overschot voor meergezinswoningen. Ook de kernvoorraad is ruim voldoende. Wel is er nog sprake van een behoefte aan 5580 eengezinswoningen. Alleen hieruit blijkt dus dat extra uitbreidingen niet meer nodig zijn, deze behoefte kan met Vathorst o.i. dus ruim worden gehaald.
- Er is meer behoefte aan kwaliteit. Onze conclusie zou dan zijn, dat vooral gezocht moet worden naar vervangende nieuwbouw en dus ook minder behoefte is aan verdichting. Dus juist geen postzegelbeleid.
- Opmerkelijk is ook het staatje op pag. 47 over woningbehoefte. Als alleen naar de vraag uit Amersfoort wordt gekeken, dan blijkt het aanbod voldoende en zelfs een overschot te zijn. met n.b. een overschot van plusminus 4500 woningen. In het lijst wordt ook een kolom ten tonele gevoerd van Vraag van elders. Dit wordt niet gedefinieerd. Maar het is dus belangrijk om duidelijk vast te stellen voor wie Amersfoort in de toekomst nog moet bouwen en dit ook te monitoren. Ooit was de afspraak dat de groei bedoeld was voor Amersfoort en de regio. Een duidelijke herbevestiging van die stellingname door de Raad, lijkt juist vanuit de behoefte raming dan ook wenselijk.
Indeling stad
- De stad wordt in de nota ingedeeld in Netwerkstad (het Noorden), Zandstad (het Zuiden) en de Hybride stad (de rest). Hoewel de karakteristieken die beschreven worden op zich zelf kloppen, is het de vraag waarom dergelijke typeringen nodig zijn. Wat zorg baart is vervolgens de ontwikkelingen die bij de typeringen worden genoemd. Vooral Zandstad wordt genoemd als bij uitstek geschikt inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Daarbij wordt dan vooral gedacht aan postzegels Wij vragen ons af of hiermee bedoeld wordt een verdergaande verdichting en het opvullen van groene locaties.
- Een voorbeeld: Hoe zal worden omgegaan met de omgeving van het Park Randenbroek. Kiest men hier voor kwaliteit van een groene long of wordt hier het gebied vol gezet met woningen in het groen. Dat zijn wezenlijk andere keuzen, keuzes die juist de kwaliteit van de Zandstad zullen bepalen.
- Hetzelfde geldt voor uitspraken in de Woonvisie over de Hybride stad: Het aanwezige groen in de wijken biedt duidelijk positieve aanknopingspunten voor het realiseren van echte groene setting. Wat wordt met dergelijke uitspraken nu bedoeld? Bouwen in het aanwezige groen, of nieuw groen extra realiseren? We hebben geleerd om zeer voorzichtig met dergelijke uitspraken om te gaan! We vragen ons ook af of de visie over groen zoals in de BVA omschreven: Groen in de wijk kan wel worden opgeofferd en veel openbare ruimte is zonde van de ruimte nu wordt losgelaten. Een duidelijke visie op groen in relatie tot de wijk ontbreekt (eigen identiteit).
- Overigens over de Hybride Stad, deze bestaat uit bijna alle wijken waar de BVA een grote rol gaat spelen: in welke zin hebben deze wijken ook intrinsieke kwaliteiten of zijn het vooral 'wijken met problemen'? Het lijkt ons toch onjuist om op al die wijken een dergelijk stempel te drukken.
- Ook wordt op diverse punten voorgesteld om te bouwen in hoge dichtheden gezien het beperkte ruimtegebruik. Er worden geen grenzen aan dit uitgangspunt gesteld, waardoor het straks een alibi kan vormen voor bouwplannen die niemand wil. Door te hoge dichtheden kunnen er problemen ontstaan die de leefbaarheid eerder onder druk zetten dan bevorderen. Een dergelijk kader is ons te ruim om als toetsingscriterium te dienen.
- Daarom ook een reactie op peilpunt 1.2 (woonverschil) en 7.1 (instrumenten). We onderschrijven dat een gedifferentieerde wijkindeling meer mogelijkheden biedt. We onderschrijven echter niet dat dit de oplossing is voor alle problemen. De samenstelling van de wijken wordt niet alleen bepaald door het soort woningen, maar vooral door de samenstelling van bevolkingsgroepen. Wanneer in een wijk de samenstelling van de bevolking te eenzijdig wordt met vooral kansarmen in eenzelfde wijk of buurt, zal dat ook de samenhang in een wijk beïnvloeden. We pleiten dan ook om de instrumenten juist te gebruiken om die samenstelling van bevolkingsgroepen te veranderen.
- Juist woonruimteverdeling kon vroeger als middel goed gebruikt worden. Door het koppelen van huur aan inkomen hebben wijken (met veel voormalige woningwetwoningen) een heel eenzijdige bevolkingssamenstelling gekregen. We pleiten voor creatieve oplossingen, door bijvoorbeeld delen van flats specifiek toe te wijzen of te benoemen voor doelgroepen, verkoop te stimuleren of anderszins. Dat zal daadwerkelijk de bevolkingssamenstelling van wijken of buurten kunnen beïnvloeden.
Kwaliteit van de Woningvoorraad
Juist omdat de behoefte aan woningen terug zal lopen, zal kwaliteit van woning en woonomgeving steeds meer een doorslaggevende rol gaan spelen, als het om duurzaamheid gaat. (In het tv-programma Buitenhof werd onlangs zelfs het advies gegeven om de discussie over de gevolgen van een afname van het bevolkingsaantal met voortvarendheid te gaan starten) Terecht wordt opgemerkt dat de woonomgeving ook een drager is van kwaliteit van wonen. De vraag blijft of het willen bouwen in een grote dichtheid (verdichting) juist niet dit belang onder druk zet. Als de woonvisie als toetsingscriterium voor plannen dient, kan hier een tegenstrijdigheid ontstaan.
In dit conceptplan in niets opgenomen over het mogelijk uitstellen of afzien van onderhoud van woningen of wooncomplexen die ter discussie staan. Het gaat om een proces van jaren, waar ook sprake van afstel kan voorkomen. Een voorschot nemen op deze discussie door uit- of afstel van onderhoud kan de woonkwaliteit onder druk zetten. Dit moet voorkomen worden, zolang er geen concrete plannen zijn.
Verkoop van huurwoningen
Om verschillende redenen worden huurwoningen verkocht. Gezien het feit dat soms goede woningen met een lage huur nooit meer voor een dergelijk huurbedrag teruggebouwd kunnen worden zou hier heel stringent mee omgegaan moeten worden. Dit vinden wij niet terug in de woonvisie. Vergroten van woningbezit lijkt een uitgangspunt. Kopen van een huurwoning wordt om verschillende redenen als iets positiefs gezien. Onder 5.2 wordt zelfs als positief punt vermeldt, dat bewoners die kunnen kopen, voor de buurt behouden blijven.(wooncarrière, betrokkenheid). Zitten blijven in een woning met lage huur wordt als er gehuurd wordt negatief benaderd, maar als die zelfde woning wordt gekocht heet het positief, omdat diezelfde bewoner voor de buurt behouden blijft. We hebben het dus de ene keer over bevolkingssamenstelling en de andere keer over de woningvoorraad. Dat maakt de discussie niet transparant. Gesteld wordt dat ondanks de verkoop van huurwoningen de ijzeren voorraad voldoende op peil is. Of de ijzeren voorraad op peil is of dit peil voldoende is, is een discussie waard. Het krijgen van een goedkope woning is nog steeds een probleem, zowel wat betreft betaalbare huur als koop. De discussie, dat zolang dit knelpunt niet weggewerkt is, er een grotere terughoudendheid bij verkoop van huurwoningen geboden zou moeten zijn, wordt in deze woonvisie gemist.
Doelgroepen beleid
In de nota worden een aantal doelgroepen genoemd, waarvoor speciaal gebouwd zou moeten worden. Het gaat dan vooral om jongeren en ouderenhuisvesting. De ernst van de problematiek en de knelpunten om deze groepen te bedienen wordt niet duidelijk in deze nota. Ook niet op welke wijze en waar oplossingen mogelijk zijn. Deze problematiek is wijkoverstijgend of anders gezegd, geldt voor alle wijken. Om de ergste nood te ledigen, dient ook hierop een visie ontwikkeld te worden. Zo wordt jongerenhuisvesting bij elke woningdiscussie genoemd, maar ontbreekt een oplossingsrichting in deze conceptnota. Willen wij deze groepen bijvoorbeeld verspreid laten wonen of juist geclusterd. Of welke vragen dienen bij de verschillende te maken Ontwikkelingsplannen beantwoord te worden, voordat tot een plan gekomen kan worden? Als clustering om verschillende redenen wordt voorgestaan, dan heeft dat gevolgen voor de te maken keuzes. Dan zullen al in een vroeg stadium locatiekeuzes gemaakt moeten worden. I.p.v. huurwoningen te verkopen of flats te slopen, zouden deze toegewezen kunnen worden aan studenten.
Los van alle goede bedoelingen die doorklinken in deze conceptnota zit er een mate van vrijblijvendheid in, als het gaat om echte oplossingen voor knelpunten van bepaalde doelgroepen. (De voor sloop rijpe flats aan de Willem Barendzstraat bleek zeer veel aantrekkingskracht op jongeren uit te oefenen. Met dit gegeven wordt in de nota niets gedaan.) De vraag wat via aanpassing aan of met de bestaande woningvoorraad gedaan kan worden, wat via nieuwbouw veel moeilijker of niet te bereiken is, wordt niet duidelijk. (Bestaande particuliere flats labelen voor ouderen, bestaande flats geschikt maken voor jongeren-, studentenhuisvesting á la Diemen, enz.) Meer concrete voorstellen geeft een betere basis voor te maken Ontwikkelingsplannen.
Vathorst West
We zijn verbaasd dat in de Woonvisie al gesproken wordt over Vathorst West met 2000 woningen, alsof hierover al besluiten zijn genomen. We hadden de stellige indruk, dat gezegd is in het kader van de Baggerproblematiek, dat dit misschien een oplossing was, maar dat de financiële oplossing van het baggerprobleem wellicht ook nog anders oplost kon worden. Een dergelijke bouwlocatie in de Woonvisie opnemen lijkt dan ook op zijn minst voorbarig, zeker gezien het feit de gevolgen om hier te bouwen nog op geen enkele manier in kaart gebracht zijn (o.a. verkeersafwikkeling).
Tot slot
Wij hopen dat op onderdelen de nota Woonvisie zal worden aangepast.
Met vriendelijke groet,
Namens de SGLA: Peter de Langen, voorzitter, Roelie Norp, vice-voorzitter