Groen/blauwe Structuur

bezwaar tegen kapvergunning Grebbeliniedijk (nr. SOB 2141315 gepubliceerd 19 juli 2006) Amersfoort, 23 augustus 2006

Betreft: bezwaar tegen kapvergunning Grebbeliniedijk (nr. SOB 2141315 gepubliceerd 19 juli 2006)

Amersfoort, 23 augustus 2006

Geacht College,

Hierbij maken wij bezwaar tegen uw voornemen om een groot aantal bomen te kappen op de Grebbeliniedijk.

Onze bezwaren zijn:

  1. Dat de kap in strijd is met het rapport Natuurwaarde van het Buitengebied West, dat het belang aangeeft van het behoud van houtwallen, boomrijen en solitaire bomen als ori‘ntatiepunt voor vleermuizen om hun weg te vinden. Het verwijderen van slechts enkele bomen kan al ingrijpende gevolgen hebben. Voor zover ons bekend is het verplichte veldonderzoek in het kader van de Flora en Faunawet ook nog niet uitgevoerd (of afgerond).
  1. Ook lijkt het in strijd met de op handen zijnde ondertekening van Gebiedsafspraken Grebbelinie (zie B en W voorstel nr. 2108241), waarin juist gesproken wordt over versterking van het ecologisch netwerk op en rond de linie.
  1. Het is tevens in strijd met de aanwijzing van het gebied als ecologische verbindingszone in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
  1. De toewijzing van dit gebied tot beschermd monument lijkt ons strijdig met het openhouden van de mogelijkheid tot kappen. Verder zullen er nog procedures doorlopen moeten worden waar de verlening van een kapvergunning niet op vooruit zou moeten lopen.
  1. Behalve voor de flora en fauna die zou moeten wijken, vinden wij de kaalslag ook een enorme verarming van dit monumentale gebied. De belevingswaarde voor wandelaars in dit gebied zal dan ook sterk teruglopen.

Wij begrijpen dat groot onderhoud moet plaatsvinden in het kader van het voldoen aan de Keur van het Waterschap, echter dit zou dan wel moeten geschieden met respect voor de ecologische- en de belevingswaarde. Dat dit mogelijk is bewijst de oplossing  van de ãBomendijkä langs de IJssel in Gelderland.

Zoals door gemeente zelf ook wordt erkend onder punt 3 van de Kanttekeningen van de Nota Groot Onderhoud Grebbelinie (B en W nota 2090250) ligt er vanuit de Boswet en de Flora- en Faunawet een verplichting om de negatieve effecten van het verwijderen van de beplanting te compenseren. Binnen het gebied zijn geen compensatiemogelijkheden te vinden noch in de nabijheid en ook elders in de gemeente niet. Dit gegeven pleit nog eens extra voor de keuze van versterking met damwanden. We moeten ons realiseren dat de soorten die we met eventuele kap verjagen voor het gebied verloren zijn, maar in feite ook nergens anders heen kunnen.

Al met al concluderen wij dat het verlenen van een kapvergunning op zijn minst voorbarig en wat ons betreft, gezien de mogelijke alternatieven, hoogst waarschijnlijk overbodig is. We sluiten ons verder aan bij bezwaren die tegen deze kapvergunning zijn ingediend van de heer D. Logemann, d.d. 15 augustus 2006 en bij de brief van de bewoners van De Schans 4, 6,8 en 10 d.d. 22 augustus 2006.

Wij verzoeken u dan ook geen kapvergunning te verlenen en onze bezwaren te honoreren.      

Inspraakreactie conform artikel 10 inzake Bestemmingsplan Buitengebied West 28 februari 2006

Inspraakreactie conform artikel 10 inzake Bestemmingsplan Buitengebied West

28 februari 2006

Geacht College van Burgemeester en Wethouders,

Hierbij geven wij onze reactie op het Bestemmingsplan Buitengebied West. Allereerst willen wij onze visie geven op dit gebied.

  1. Zeldert, als uitgangspunt de grote landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarde behouden en versterken. Dit gebied heeft een grote samenhang met de hierna genoemde gebieden.
  2. Weerhorst/Coelhorst, maakt deel uit van Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en dient als natuurgebied in stand te worden gehouden. Het is een cultuurhistorisch, landschappelijk en voor natuur bijzonder locatie. Hier dient geen intensieve recreatie te worden bedreven.
  3. Hoogland West, is geen onderdeel van de provinciale EHS, maar geeft hieraan wel ondersteuning. Hoogland West is een integraal onderdeel van het dekzand- en Eemvalleilandschap met cultuurhistorische waarden, en dient het belang van Coelhorst, Weerhorst en Zeldert. De kleinschaligheid dient behouden te blijven.

In deze gebieden past geen nieuwe bebouwing, geen nieuwe landgoederen, een bescheiden recreatief gebruik en zeker geen golfbaan. Recreatief fietsen en wandelen, passen echter wel, waarbij de ecologische waarden bepalend moeten zijn voor de aanleg hiervan. De huidige indeling in het Streekplan geeft hiervoor te weinig garanties. Vandaar dat het erg belangrijk is wat het nieuwe bestemmingsplan hiervan precies zegt. We zijn blij dat het bestemmingsplan wordt geactualiseerd en dat er in dit bestemmingsplan ook aandacht wordt gegeven aan de ecologische waarde van dit gebied. We vinden het goed dat het bestemmingsplan vrij expliciet wordt ingevuld en dat ongewenste ontwikkelingen, die wellicht nu nog wel mogelijk zijn, in het nieuwe bestemmingsplan worden uitgesloten. We vinden het een goede zaak dat nieuwe vestiging van niet agrarische functies niet is toegestaan. We delen de conclusie dat dit zou leiden tot ongewenste verstedelijkingsdruk en verdichting. We hebben wel op een aantal punten opmerkingen, we volgen daarbij de volgorde van het bestemmingsplan.

2.1.4 Natuurwaarden

Uit het onderzoek van Bureau Viridis blijkt dat:

  • Voor Weidevogels geen recent materiaal aanwezig is om de kwantiteit voldoende vast te stellen;
  • Voor Zoogdieren het onderzoek niet recent meer is uitgevoerd en derhalve van onvoldoende kwaliteit en kwantiteit is om uitspraken te kunnen doen;
  • Voor Vleermuizen het dringend noodzakelijk is om onderzoek te doen;
  • Voor Amfibieën met uitzondering van de rugstreeppad, het onderzoek van onvoldoende kwaliteit en kwantiteit is om uitspraken te kunnen doen;
  • Voor Libellen het onderzoek van onvoldoende kwaliteit en kwantiteit is om uitspraken te kunnen doen;
  • Voor Sprinkhanen het onderzoek van onvoldoende kwaliteit en kwantiteit is om uitspraken te kunnen doen;

In het bestemmingplan worden echter wel uitspraken gedaan, waarbij wordt aangegeven dat het gebied voor sommige soorten van gering belang is. (blz. 14). Het komt ons vreemd voor, als er onvoldoende onderzoek is gedaan, om dan toch dit soort uitspraken te doen. De SGLA is van mening dat nader onderzoek moet worden gedaan naar nog ontbrekend materiaal om het inzicht verder te verbeteren.

De SGLA vraagt ook aandacht voor het voornemen om zoveel mogelijk ongebruikte schuurtjes e.d. te slopen. Vanuit een landschappelijk oogpunt is dat prima, maar dit zijn ook vaak plekken waar zwaluwen, steen- en kerkuilen nestelen. Op dit moment wordt een poging gedaan om in het Eemland een werkgroep Zwaluwen en Uilen op te richten. We vragen de gemeente om gezamenlijk met die groep naar de beste oplossingen te zoeken.

2.3.5 Recreatie

De tracés voor de fietspaden. De SGLA vindt dat het fietspad langs de Eem vanaf de Bunschoterstraat snel moet afbuigen naar de Coelhorsterweg. En een coachpad in het verlengde daarvan vinden we zeer ongewenst, om twee redenen. Ten eerste leidt dit tot verstoring van het rustgebied van het wild in het gebied Weerhorst/Coelhorst, en ten tweede nodigt het de fietser uit om het coachpad te volgen en dan is het nog maar een klein stukje over het wandelpad tot de nieuwe fietsbrug naar Soest, zodat feitelijk een bijna geheel doorlopende fietsroute ontstaat. Dit gaat ten koste van de rust in dit gebied. Nu is het gebied Coelhorst/Weerhorst nog gesloten voor wandelaars inclusief honden. Bij het open stellen van het gebied kan dit tot problemen leiden voor het wild dat daar zijn rustgebied heeft. Een punt van zorg vormt dan het opgeschrikte wild dat in de Eem kan verdrinken door loslopende honden. Wij vinden dat het gebied verboden zou moeten zijn voor honden of dat het aanlijnen van honden moet worden gehandhaafd. Voor het inpassen van nieuwe fietspaden dient ecologie als uitgangspunt een harde randvoorwaarde te zijn, i.p.v. inpassing in het groen. Zeker nu de Eem is aangegeven als ecologische verbindingszone.

Een ander punt van zorg is de mogelijkheid van recreatie (o.a. golfaccommodaties) die het streekplan biedt in landelijk gebied 1 en 4. (blz. 49 en 53). We gaan er vanuit dat ook hier de uitgangspunten van de Groen Blauwe structuur gelden en niet die van het streekplan. Indertijd is bij de discussie rond de Groen Blauwe structuur de mogelijkheid van een golfterrein in dit gebied uitgesloten. We verzoeken dat nu ook expliciet in de beschrijving van het bestemmingsplan op te nemen.

4. Plansystematiek, met name ontwikkelingskader

In het plan is ten behoeve van een ontwikkelingskader een vrijstelling en wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit is o.a. bedoeld om de beleidsvisie Groen Blauwe Structuur te realiseren. Op zich zelf dus een goed uitgangspunt. De bevoegdheid is echter bij het College van Burgemeester en Wethouders neergelegd. (artikel 19 van de voorschriften) Hierdoor heeft de Gemeenteraad weinig mogelijkheden om hierop invloed te hebben. Dit is vooral van belang, nu de beleidsvisie nog te veel op hoofdlijnen is uitgewerkt. De Gemeenteraad zou dus op de details nog meer moeten kunnen sturen.  De SGLA stelt daarom voor juist voor uitwerkingen van de groen Blauwe Structuur de vrijstellingsbevoegdheid bij de Gemeenteraad neer te leggen.  Op deze wijze kan de gemeenteraad kritisch het beleid volgen.

Manege

Voorgesteld wordt om de manage aan de Bunschoterstraat de bestemming recreatiebedrijf te geven, in de begripsbepalingen komt echter een dergelijke omschrijving niet voor. Het is dus onduidelijk of deze manage nu ook andere bedrijfsmogelijkheden krijgt. Op de plankaart is deze als Manage ingedeeld, met de mogelijkheid van Horeca-C.  Wat voor mogelijkheden krijgt dit bedrijf nu precies? En waarom is specifiek voor deze Manage een wijzigingsbevoegdheid voor het College van Burgemeester en Wethouders opgenomen.(artikel 9.6). Op blz. 82 wordt verwezen naar de mogelijkheid om activiteiten van Eemfors en RWA hier naar toe te verplaatsen. Welke activiteiten worden hier bedoeld? Wij maken ons bezorgd dat hier impliciet mogelijkheden voor andere activiteiten wordt geschapen.

Wijziging naar Landgoed

De SGLA is het eens met het feit dat er geen locaties voor nieuwe landgoederen zijn opgenomen conform de uitgangspunten van de Groen Blauwe structuur. Wel vragen wij ons af of middels de wijzigingsbevoegdheid niet impliciet toch mogelijkheden worden geboden. Bijvoorbeeld door de Ruimte voor Ruimte regeling, dan wel andere regelingen. Zeker gezien het feit dat het streekplan daar wel mogelijkheden voor ziet. De opmerkingen op blz. 49 (verwijzing landelijk gebied 3) stellen ons niet helemaal gerust. Ook op blz. 50 in de paragraaf over de Ecologische Hoofdstructuur zijn te ruime begripsbepalingen genoemd. Graag vernemen wij hierop een duidelijk en expliciet antwoord.

Bestemmingsbepalingen

Artikel 6 lid 6a maakt het mogelijk dat vrijstelling kan worden gegeven o.a. voor bedrijfsactiviteiten conform de Staat van bedrijfsactiviteiten met categorie 1 en 2. Dit is nogal een vergaande bevoegdheid. Aangezien hiermee wel heel veel mogelijk kan worden gemaakt. We stellen voor deze vrijstellingsbevoegdheid —f niet op te nemen —f in handen te leggen van de Gemeenteraad, zodat maatschappelijke toetsing en controle beter gewaarborgd is.

Voor een toekomst van de landbouw als drager van het cultuurhistorische en kleinschalige landschap is het belangrijk dat de mogelijkheden voor niet-agrarische nevenactiviteiten (verbrede landbouw) worden verruimd. De huidige voorschriften bieden nu voor horeca en ijsverkoop ruimte op de boerderij tot 50 m2 meter, inpandig en uitpandig samen. Wij vragen ons af of dit commercieel interessant genoeg is voor een boer. We stellen voor hier nog eens naar te kijken.

Artikel 19 lid1 c. Hierbij wordt in de wijzigingsbevoegdheid geregeld dat noodzakelijke bebouwing voor functies in het kader van agrarisch gebied met recreatieve functie en het Landschapspark mogelijk worden. In het artikel wordt echter niet geregeld wat voor noodzakelijke bebouwing is en worden ook geen beperkingen aangegeven. We zouden dan ook dit artikel graag geschrapt zien, dan wel beter onderbouwd. We verwijzen overigens naar eerdere opmerkingen, dat wij deze wijzigingsbevoegdheid liever in handen zien van de Gemeenteraad.

Artikel 19 lid 3 b Hierbij wordt aangegeven dat een waardevol pand/complex op de plankaart kan vervallen als uit onderzoek blijkt dat het betreffende pand niet gehandhaafd kan worden. Met de sloop van het Spijkertje in gedachten vinden wij een dergelijke bepaling wel heel vaag. Indien een eigenaar het waardevolle pand/complex niet goed beheert, kan al snel blijken dat iets niet meer te handhaven is en al snel op dit artikel een beroep kan worden gedaan. We verzoeken dan ook dit artikel te schrappen.

Tot slot constateren wij dat op diverse plaatsen in het bestemmingsplan de Coelhorsterweg en Coelhorsterlaan door elkaar worden gebruikt, we verzoeken u het bestemmingsplan hierop nog eens goed na te lezen en de juiste benamingen in plan op te nemen. Voor de punten zoals genoemd vragen wij uw aandacht en hopen dat deze bezwaren worden gehonoreerd en u het bestemmingsplan hierop zult willen aanpassen.

Ingesproken in De Ronde 7 februari 2006 over Bestemmingsplan Buitengebied Oost

Ingesproken in De Ronde 7 februari 2006 over Bestemmingsplan Buitengebied Oost

Geachte raadsleden,

We zijn blij, dat u nog als Raad de gelegenheid heeft om het bestemmingsplan, voordat dit naar de Provinciale Planologische Commissie gaat, nog te voorzien van richtinggevende uitspraken.

De SGLA wil graag een principieel punt aan de orde stellen, namelijk de definitie van het begrip landgoed. We constateren dat in het onderliggende bestemmingsplan het zogenaamde kasteel niet meer is dan in feite een appartementencomplex. Het Streekplan Utrecht 2000-2015 zegt dat bij nieuwe ontwikkelingen de landschappelijke kernkwaliteit centraal staat. In combinatie met het Reconstructieplan wordt het beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen geformuleerd. Als compensatie voor de aanleg van een substantiële oppervlakte nieuw groen kan de bouw van één of enkele royale landhuizen worden toegestaan. De bouw van het appartementencomplex onder de noemer van een kasteel voldoet volgens ons niet aan die voorwaarden. Er is sprake van aantasting en de toegevoegde oppervlakte van nieuw groen is niet zo substantieel, dat er sprake zou mogen zijn van compensatie.

De natuurschoonwet zegt in haar definitie ondermeer dat het gebruik van de onroerende zaak mag geen inbreuk maken op het natuurschoon. We denken dat door het gebruik van het appartementencomplex dat wel zal gaan gebeuren, zoals we in onze reactie al hebben aangegeven. Waar het ons ook vooral om gaat, is dat wanneer dit als definitie c.q. kader voor een landgoed wordt toegestaan, er vervolgens in allerlei andere bestemmingplannen dat ook mogelijk gemaakt zal worden. En dan is er sprake van woningbouw onder de noemer landgoed. Je wordt dan op het verkeerde been gezet, je denkt een landhuis (a la Huize Randenbroek of Nimmerdor) tegen te komen, terwijl het dan feitelijk gewoon appartementen of woningen zijn. Dat vinden wij geen goede ontwikkeling.

We vragen daarom van de Raad ook hier duidelijke randvoorwaarden c.q. kaders te stellen om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Het gaat dus nu om een discussie over het begrip landgoed en kaders die daarbij te stellen zijn.

Niet uitgesproken =  informatie: de definitie van de Natuurschoonwet:

Wanneer is er sprake van een NSW-landgoed?

In de Natuurschoonwet staat het als volgt omschreven:

Een landgoed is een in Nederland gelegen, geheel of gedeeltelijk met natuurterreinen, bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of ander, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.

De zelfstandige rangschikking:

De belangrijkste vereisten waaraan een onroerende zaak moet voldoen om zelfstandig gerangschikt te kunnen worden als NSW-landgoed laten zich als volgt samenvatten:

  • de minimum oppervlakte van een landgoed dient 5 ha te dragen;
  • de onroerende zaak moet een aaneengesloten gebied vormen;
  • volgens de oude wet moest een landgoed ten minste voor 30% bezet zijn met houtopstanden; volstaan kon worden met 20% bos indien ten minste 50% van het terrein uit natuurterreinen bestond;

Na de wetswijziging is het ook mogelijk om een landgoed te rangschikken waar geen bos maar wel natuurterreinen aanwezig zijn. Met het bekend worden van de wijziging van het Rangschikkingsbesluit zal duidelijk worden welk minimumpercentage voor natuurterreinen gehanteerd zal worden respectievelijk welke terreintypen onder de definitie natuurterrein zullen vallen.

  • het gebruik van de onroerende zaak mag geen inbreuk maken op het natuurschoon;
  • de aanwezige opstallen dienen te passen bij het karakter van het landgoed.
  • landbouwgronden kunnen mits voldoende omzoomd worden gerangschikt

Inspraakreactie inzake Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Oost, 16 november 2005

Inspraakreactie inzake Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Oost,

16 november 2005

Geacht College van Burgemeester en Wethouders,

Hierbij geven wij onze reactie op het Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied Oost.

Allereerst willen wij aangegeven verheugd te zijn dat het bestemmingsplan wordt geactualiseerd en dat er in dit bestemmingsplan veel aandacht wordt gegeven aan de ecologische waarde van dit gebied en het herstel van het beekdal. Dit geeft nog maar eens aan dat dit gebied geen grootschalige bebouwing kan verdragen en dus niet in aanmerking dient te komen als bouwlocatie voor grootschalige woningbouwlocaties. Het voorliggende voorontwerp laat dat gelukkig ook niet toe. We hebben wel op een aantal punten kritiek en zorg, we volgen daarbij de volgorde van het bestemmingsplan.

2.3 Rijksbeleid

De nota Belvedère is niet van toepassing op het oostelijke grondgebied van de gemeente Amersfoort. Uit de tekst maken wij echter wel op dat er een beroep gedaan gaat worden op de subsidieregeling Belvedère. Dienen dan ook de uitgangspunten van de nota niet in acht te worden genomen? En dus worden opgenomen in het bestemmingsplan?

2.4 Streekplan Utrecht

Het Streekplan Utrecht 2000-2015 zegt dat bij nieuwe ontwikkelingen de landschappelijke kernkwaliteit centraal staat. In combinatie met het Reconstructieplan wordt het beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen geformuleerd. Als compensatie voor de aanleg van een substantiële oppervlakte nieuw groen kan de bouw van één of enkele royale landhuizen worden toegestaan. De bouw van het appartementencomplex onder de noemer van een kasteel voldoet volgens ons niet aan die voorwaarden. Er is sprake van aantasting en de toegevoegde oppervlakte van nieuw groen is niet zo substantieel, dat er sprake zou mogen zijn van compensatie. De bouw van het appartementencomplex is ons inziens dan ook in strijd met het Streekplan Utrecht.

Dat er geen sprake kan en mag zijn van verdere bebouwing van het gebied blijkt ook uit het beleid ten aanzien van functieverandering op vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Hetzelfde staat met zoveel woorden in de beleidsuitgangspunten voor nieuwe vestiging. Bestaande burgerwoningen worden uiteraard gehandhaafd, maar mogen slechts uitbreiden binnen het aangegeven bouwvlak. Nieuwe burgerwoningen zijn bij uitzondering toegestaan en dan alleen nog in het kader van sloop van een bepaalde oppervlakte aan bijgebouwen. De bouw toestaan van een appartementencomplex is dan ook volkomen tegengesteld aan het beoogde beleid dat in het bestemmingsplan wordt uitgedragen.

Op pagina 7 wordt gesteld dat binnen de groene contour nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van deze gebieden niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële  alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Ons inziens zal met de uitvoer van bepaalde onderdelen van dit plan er wel sprake zijn van significante aantasting en wel door:

  1. de bouw van een omvangrijk appartementencomplex in het gebied De Heerlijkheid
  2. de infrastructuur die nodig is om dit appartementencomplex te uitsluiten en de verkeersbewegingen van en naar dit appartementencomplex van 10 tot 14 wooneenheden.
  3. de verstoring van het wild dat op zeer korte afstand zijn rust en foerageergebied heeft
  4. de aanleg van 50 tot 100 parkeerplaatsen net buiten het plangebied en de daaruit voortkomende verkeersbewegingen en daardoor ook een grotere druk op het gebied door recreanten en loslopende honden waarvan we moeten constateren dat handhaving, net als op andere plekken in Amersfoort, niet veel zal terechtkomen. Dit zal het wild verder verstoren.
  5. het verlegen van bestaande infrastructuren, waardoor een deel van de bomenrij langs de Stoutenburgerlaan, ondanks dat deze bomenrij volgens de tekst monumentale laanbeplanting is en die ook erg waardevol wordt geacht, zie de tekst op blz. 12
  6. dat eveneens een gedeelte van de bomenrij langs de oprit van nr. 8 zal moeten wijken vanwege het nieuwe tracé van de Stoutenburgerlaan.

De bouw van het appartementencomplex op de plek waar ooit het kasteel heeft gestaan is in strijd met de flora en faunawet van 2002. Het voorlopig bestemmingsplan bevestigt dit ook, omdat ontheffing moet worden gevraagd bij het Ministerie van Landbouw. Wij vinden deze aanvraag onterecht, omdat het hier gaat om strikt beschermde soorten. We vinden het ook onlogisch om eerst het gebied aan te tasten door grote ingrepen met dan als argumentatie dat dit het geheel kwalitatief versterkt. Ons ontgaat de genoemde maatschappelijke noodzaak van deze ingrepen. We vragen ons ook af of de bouw van het appartementencomplex op het voormalige kasteelterrein niet in strijd is met het Verdrag van Malta, dat stelt dat archeologische waardevolle plaatsen niet verstoord mogen worden.

7.1 Economische uitvoerbaarheid.

De gemeente geeft aan met dit plan geen verdere kosten te maken dan de vervaardiging van dit bestemmingsplan. Het plan wordt echter wel uitgevoerd met subsidiegeld van verschillende overheden én dus met gemeenschapsgeld. Het bestemmingsplan zou ons inziens dus wel degelijk moeten worden getoetst op economische uitvoerbaarheid, mede gezien de forse ingrepen op de infrastructuur en het bouwen van een appartementencomplex in strijd met de flora en faunawet.

We zouden dan ook graag inzicht willen hebben in:

  • de extra kosten voor het maken van een nieuw ontwerp voor het appartementencomplex
  • de bouwkosten van dit complex
  • de kosten van de infrastructuur
  • het kappen van de bomen en herplanten
  • omleggen van kabels, leidingen en lantaarnpalen
  • het opnieuw leggen van funderingen
  • aanleg van parkeerterrein
  • sloop van de boswachterwoning en de herhuisvesting van de boswachter
  • wat zijn de te verwachten baten uit de verkoop en erfpacht van de te realiseren wooneenheden.

Tevens zijn wij benieuwd of onderzoek is gedaan naar de vraag van appartementen op de plek met de aanzienlijke beperkingen die aan de bewoning zijn gebonden. Tevens vragen wij ons af hoe gedacht wordt deze beperkingen te handhaven. Ook zou in het bestemmingsplan inzicht gegeven dienen te worden wat nu precies het batig saldo is dat wordt gestopt in het herstel van het historische kasteelterrein en herstel van de beekdalnatuur.

De Plankaart

We vinden de plankaart niet geheel duidelijk. Het fietspad langs de Barneveldse Beek, is volgens ons ten onrechte aangegeven als bestaand. Het is een wandelpad en als kinderen nu dit wandelpad gebruiken als fietspad wordt hen de toegang ontzegd. Ook de locatie van het appartementencomplex wordt als landgoed aangegeven, terwijl hier sprake is van een woonfunctie. Dit vinden wij misleidend, omdat hieruit niet blijkt welke druk er hierdoor op het gebied wordt gelegd.

Concluderend

We maken bezwaar tegen de bouw van een appartementencomplex in dit gebied en de aantasting van de natuurwaarden die dit tot gevolg heeft. We hopen dat u deze bezwaren honoreert en het bestemmingsplan hierop zult willen aanpassen.

inbreng van de SGLA in de cie. Economische Zaken van 15 maart 2004, over het onderwerp Groenblauwe Structuur

Hieronder de inbreng van de SGLA in de cie. Economische Zaken van 15 maart 2004, over het onderwerp Groenblauwe Structuur

De brief die het College heef gestuurd inzake Rood voor Groen in de Groenblauwe Structuur is een doorbraak in de discussie. Voor het eerst wordt aangegeven dat de GBS niet persé in de groene gebieden zelf hoeft te worden gefinancierd. Dat is winst waarvoor de SGLA waardering wil uitspreken. Hiermee is een opening gegeven om groengebieden vrij te houden van bebouwing ten behoeve van de financiering. Daarnaast wordt in de brief duidelijk aangegeven om bij het nadere onderzoek naar alternatieve rood locaties ook (interactieve) inspraak te organiseren. De brief is open en toont respect voor de mogelijkheid van kaderstelling door de raad en spreekt over interactieve besluitvorming.

Wel is nog steeds de Elizabethlocatie een punt van zorg. De financiering moet daarbij nog geheel door de drie locaties worden opgebracht. De SGLA pleit er voor om de mogelijkheid nu opent te houden om ook hiervoor alternatieve financiering te vinden.

In feite is de GBS nu in een aantal stukken geknipt:

1. Vathorst Noord, nader uitwerken via kaderstelling door de raad.
2. Ziekenhuislocaties, met optimalisatie Lichtenberg en Maatweg, en een zo groen mogelijke Elizabethlocatie, waarbij wel de locaties   gezamenlijk budgettair neutraal moeten worden. Hier schuilt voor ons dan wel het gevaar.
3. Verder prioriteit en aandacht voor Birkhoven Bokkeduinen en Park Randenbroek. We vragen hierbij nog wel om duidelijkheid over de reeds lang aangekondigde overdracht van dit gebied naar natuur organisaties.
4. Overige locaties op termijn, met daarbij duidelijk de uitspraak dat in deze gebieden geen rood voor groen aan de orde is.
5. Aparte uitwerking van de rood voor groen gedachte, met de mogelijkheid om aparte rode locaties buiten de kwetsbare groengebieden   te krijgen, die de opbrengst moeten genereren.

We denken dat het goed is om de op deze manier nu verder te gaan, zodat de GBS verder uitgewerkt kan worden en als beleidsvisie ook kan dienen om subsidies e.d. aan te vragen. Veilig stellen van groen moet nadrukkelijk het uitgangspunt zijn. We vragen daarom nogmaals om met burgers en gemeente een groenconvenant aan te gaan. We verwijzen daarbij ook naar al onze eerdere reacties SGLA. De kaderstelling per gebied biedt mogelijkheden voor garanties dat groen echt het uitgangspunt moet zijn en blijven. Van de Raad vragen we wel om ook de Elizabethlocatie in het onderzoek Rood voor Groen conform de brief van het College te betrekken.