Inspreken SGLA 1 juli 2019. Opmerkingen bij reactie-nota en hoogbouw visie:

Inspreken SGLA 1 juli 2019. Opmerkingen bij reactie-nota en hoogbouw visie:

Geachte Raadsleden,

Over het proces om deze hoogbouwvisie en reactienota te behandelen heeft de SGLA u al geschreven. Wij vinden het uitermate onzorgvuldig. Het is ons een raadsel hoe u de controlerende taak kunt uitvoeren, zonder kennis te nemen van de 80 reacties.

Nu u als Raad toch deze Ronde houdt en de nota behandeld, hierbij een aantal opmerkingen

 

  • VERZOEK TOT AANPASSING VAN DE NOTA
  1. Wat nog immer lijkt te ontbreken, is de notie dat het eerst en vooral dient te gaan om het realiseren van stedelijke kwaliteit. Dat moet voorop staan. De hoogbouw-effect-rapportage moet daarom niet een instrument zijn om te toetsen of een plan goed genoeg is, maar om te beoordelen of het de absolute ondergrenzen haalt om een plan überhaupt in overweging te willen nemen. Dit komt nog onvoldoende uit de verf, wij verzoeken u dit aan te passen.
  2. Hoogbouw kan verdichten, maar verdichten kan zonder hoogbouw. Goed dat dit wordt onderkend in de reactie-nota (pag. 4). Wij hebben aangegeven dat bij de structuur van Amersfoort eigenlijk 8 hoog normaliter de grens zou zijn. Het zou goed zijn, op momenten dat je hoger wil dan 8 of 9 hoog, om als onderdeel van een startnotitie ook een variant uit te werken waar je kijkt hoe je in een plangebied tot dezelfde dichtheid kan komen met maximaal 8-9 lagen. Wij verzoeken u dit als voorwaarde bij elk hoogbouwplan toe te voegen
  3. Goed dat er onderkend wordt dat criteria ook voor kantoren zouden moeten gelden. Wij merken op dat menging in de nota vooral lijkt te gaan over verschillende typen woningen, maar dat menging ook kan gaan over verschillende functies, bijvoorbeeld scholen op de onderste verdiepingen met woningen erboven, of een toren met de helft woningen en de bovenste helft een hotel. Dit komt nog onvoldoende in de nota terug.
  4. Overigens gaat het niet zozeer erom dat hoogbouw meerwaarde moet opleveren, maar dat je hoogbouw zo moet ontwerpen dat het een openbare ruimte oplevert met meerwaarde. Dat gaat dus verder dan de vrij simplistische en een-dimensionale uitleg die gegeven wordt in de reactie-nota (pag. 4), bijvoorbeeld bij het Valleikanaal of de Hoef. Dit zou een vast onderdeel in de beoordeling moeten zijn.
  5. De opmerkingen over hoogbouw als herkenningspunt is irrelevant. Dat mag nooit een reden zijn om hoogbouw neer te zetten. Immers, het doet helemaal niets op maaiveld, waar de stedelijke kwaliteit wordt gecreëerd. Als je nou zorgt voor voldoende kwaliteit, zodat hoogbouw een goede optie is, komt dat herkenningspunt vanzelf. Je kan die toren immers niet camoufleren.
  6. Er wordt (pag. 7 reactienota) gesteld dat er meerdere malen gesteld is dat naar de wijdere omgeving gekeken dient te worden. Als reactie gaat de gemeente vervolgens dit per gebied beschrijven. Daar is op zich niets mis mee, maar dit lijkt een gevalletje “missing the forest for the trees.” Het gaat erom dat dit altijd onderdeel zou moeten zijn van de manier van werken. Verder kijken dan het plangebied en ook beschouwen wat het doet op stedelijke schaal, en bij het bekijken van de gevolgen voor het plangebied, dit samen met bewoners doen.
  • PARKEREN EN MOBILITEIT
  1. Waar het gaat om de reactie op mobiliteit (pag. 5 reactienota), valt op dat de fiets in het geheel niet genoemd wordt. Daarnaast wordt alleen gekeken naar OV-knooppunten om te zien of OV-gebruik kan leiden tot lagere automobiliteit. Waar niet naar wordt gekeken (of hier niet genoemd) is of je door een goede inpassing en locatiekeuze hier niet al iets kan doen. Concreet:B) leidt hoogbouw op een bepaalde locatie tot een toename van fietsverkeer die aanleg van nieuwe, directere fietsverbindingen in de stad opportuun maken?
  2. C) In hoeverre kunnen we door hoogbouw een wijk wandelbaarder en fietsbaarder maken, door specifieke voorzieningen toe te voegen?
  3. A) leidt hoogbouw op een bepaalde locatie tot de mogelijkheid nieuwe OV-verbindingen te creëren of bestaande frequenties te verhogen?
  4. Er lijkt tekstueel sprake (pag. 2 reactienota, pag. 8 hoogbouw-visie) van een gelijkschakeling van bereikbaarheid/ mobiliteit met autobereikbaarheid/ automobiliteit. Laten we wel zijn, hoogbouw creëert geen probleem van bereikbaarheid perse, het creëert een probleem voor autobereikbaarheid. Voor andere soorten bereikbaarheid (bijv. OV) creëert het juist kansen. Dus laten we de problemen ook zo benoemen i.p.v. autobereikbaarheidsproblemen te verstoppen onder de algemene noemer bereikbaarheidsprobleem.
  5. Er is ook nauwelijks sprake van een afweging tussen bereikbaarheid en parkeerbehoefte en de beschikbare woningen en groen, althans deze is te simplistisch. Er is wel sprake van een afweging tussen 4 variabelen:- de mate waarin je daarin bereid bent tegemoet te komen (het creëren van parkeren trekt auto’s aan)- de hoeveelheid ruimte die beschikbaar is
  6. - de mate waarin je bereid bent geld uit te trekken om de impact te verminderen (ondergronds is duurder)
  7. - de doelgroepen voor wie woningen bedoeld zijn en hun autogebruik
  8. Als je dan toch iets moet doen voor auto’s; kan je voor parkeergelegenheid gebruikmaken van overcapaciteit en dubbelgebruik van bestaande locaties (combi met garage bestaande kantoorlocatie bijvoorbeeld)? Pas daarna moet je gaan nadenken over auto ingrepen, waarbij parkeren ten allen tijde inpandig en zoveel mogelijk ondergronds opgelost wordt.
  9. Het plaatje op pagina 7 (hoogbouw-visie) is kul. Plaatje 3 creëert niet de meeste ruimte want de helft is al weg aan parkeerplaatsen. Het laat vooral zien hoe parkeergelegenheid je ruimte opeet als je de hoogte ingaat (bij middelhoog- of hoogbouw).
  10.  
  • SLOTOPMERKINGEN
  1. Bij de opmerkingen over hoogbouw als middel en geen doel (pag. 4 reactienota) is geen kadertje opgenomen met hoe dit tot veranderingen in de nota heeft geleid!
  2. Kosten voor hoogbouw: er wordt internationaal geëxperimenteerd om private partijen meer bij te laten dragen naarmate er meer verdicht of hoger gebouwd wordt. Immers, meer bebouwde m2 levert meer privaat meer geld maar vraagt meer publieke investeringen om tot hoge ruimtelijke kwaliteit te komen. Een mechanisme om die private winsten en publieke kosten met elkaar in evenwicht te brengen zou goed zijn.